De renaissance 1400-1600
In de renaissance nam de wetenschappelijke kennis fors toe. Boeken van de Grieken en Romeinen (teruggevonden in kloosters of terugvertaald uit het Arabisch) werden bestudeerd. De kennis van natuur en planten nam ook toe door de ontdekkingsreizen. In de 'Nieuwe Wereld' werden nieuwe producten ontdekt, zoals cacao en mais. Maar er waren ook mogelijkheden om al bekende producten te verbouwen. Zo werd suiker aangeplant in Brazilië.
Ook in de Nederlanden werkten botanici die planten beschreven. Een van was Dodonaeus (Dodoens) die in 1554 het Cruijdeboeck publiceerde, Beroemder werd Clusius die in Leiden kwam te werken en daar de de Hortus Botanicus aanlegde. Voor mij is nog niet bekend of hij daar ook de zoethoutplant kweekte. Wetenschappers legden complete herbaria aan, verzamelingen van gedroogde planten.
In deze eeuwen werd zoethout inmiddels ook in Europa boven de Alpen verbouwd. In het Duitse Bamberg waren tientallen kwekerijen waar de plant groeide. Het plafond van de grote kerk werd zelfs met zoethoutplanten beschilderd. Ook bij het klooster van Pontefract (noord-Engeland) groeiden zoethoutplanten.
Er zijn maar weinig bronnen over het gebruik van zoethout in deze eeuwen, maar de schaarse bronnen laten zien dat er - net als in de oudheid - op verschillende wijzen gebruik werd gemaakt van zoethout. Er werd op gekauwd, er werd dropdrank van gemaakt en er zijn bewijzen dat er zwarte succus van werd gemaakt.

Zoethout in de kerk van Bamberg

Hieronymus Bock, 1552